Beleidslijn intrekking bouwvergunningen
Het kan voor komen dat de gemeente een niet uitgevoerde bouwvergunning weer intrekt. Hier leest u meer hoe dit in zijn werk gaat en welke procedure wordt gevolgd.
Bevoegdheid tot intrekking
Als na het onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning voor bouwen of slopen gedurende 26 weken geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning, kan het college de vergunning intrekken (art. 2.33 lid 2 onder a Wabo). Dit is geen verplichting maar een bevoegdheid waarbij het college beleidsvrijheid heeft.
Belangenafweging
Bij de intrekking worden alle relevante belangen geïnventariseerd en afgewogen. De belangen van de vergunninghouder zijn over het algemeen financiële belangen, denk aan kosten die zijn gemaakt voor het verkrijgen van de vergunning (waaronder leges). Ook bij de eventuele verkoop van een pand of stuk grond kan de aanwezigheid van een vergunning waarde verhogend zijn. Als er een nieuwe vergunning moet worden aangevraagd, moeten er opnieuw kosten worden gemaakt.
Daarnaast is de wet- en regelgeving of het bestemmingsplan wellicht inmiddels gewijzigd. Dit kan gevolgen hebben voor de bouwplannen. Bovendien mogen belanghebbenden bij de aanvraag van een nieuwe vergunning bezwaar te maken. Deze belangen worden opnieuw betrokken bij de besluitvorming. Het feit dat eerder een vergunning is verleend, biedt dus niet de garantie dat een nieuwe aanvraag wederom leidt tot verlening van de vergunning.
Verder wordt ook gekeken of het wel de schuld is van de vergunninghouder, dat hij niet tijdig gebruik heeft maakt van de vergunning. Als de vergunninghouder niet aannemelijk kan maken dat hij alsnog binnen korte termijn van de vergunning gebruik zal maken, is dat een reden om de vergunning in te trekken. De economische crisis is geen geldige reden om niet te starten met bouwwerkzaamheden, aldus recente jurisprudentie van de Raad van State.
De belangen van de vergunninghouder worden afgewogen tegen de belangen van de gemeente. De gemeente hecht aan een actief intrekkingsbeleid om te voorkomen dat alsnog uitvoering wordt gegeven aan verouderde bouwplannen. Oude bouwplannen voldoen namelijk niet aan de actuele eisen op het gebied van onder meer brandveiligheid, energiezuinigheid en constructieve veiligheid. Daarnaast willen we voorkomen dat (nieuwe) planologische en stedenbouwkundige inzichten worden doorkruist door bouwplannen die in het verleden zijn vergund, maar nog niet zijn gerealiseerd. Met het oog op de rechtszekerheid voor de omwonenden is het van belang dat zij niet geconfronteerd worden met oude bouwrechten, waartegen zij geen rechtsmiddelen meer kunnen aanwenden. Tot slot is het ook vanuit administratief oogpunt gewenst dat de Basisadministratie Gebouwen en Adressen overeenkomt met de feitelijke situatie buiten.
Procedure
Het intrekken van verleende maar niet ten uitvoer gebrachte bouwvergunningen komt in de praktijk vaak voor. Over het algemeen vinden wij de wettelijke termijn van 26 weken te kort om over te gaan tot intrekking. Daarom past het college deze bevoegdheid pas toe nadat 1 jaar is verstreken na het onherroepelijk worden van de vergunning (het college behoudt echter in alle gevallen de bevoegdheid om dit eerder te doen). De vergunninghouder ontvangt dan het voornemen tot intrekking van de vergunning, waarop de vergunninghouder kan reageren. Als de vergunninghouder daarop concreet aangeeft wanneer met de werkzaamheden wordt gestart en dit binnen een redelijke termijn is, leidt dit ertoe dat (tijdelijk) wordt afgezien van de intrekking van de vergunning. Als blijkt dat de vergunninghouder toch niet start met de werkzaamheden binnen de door hem aangegeven termijn, gaat de gemeente alsnog tot intrekking over.